ภาพหน้าหนังสือ
PDF
ePub

degelijk bewust is, waardoor het zich van het crimineele strafrecht onderscheidt. Verkieslijk boven het standpunt van Prof. VON LISZT, die in deze de beslissing aan den toekomstigen wetgever wil overlaten 1), is, hoewel betrekkelijk ondoordacht, dat van Prof. KAHL, die, sprekende over de schifting, de vraag: „Nach welchem Massstabe?" aldus beantwoordt 2): „Ohne alle Aengstlichkeit und Prinzipiënreiterei, nach den realen Thatsachen des Lebens, der natürlichen Auffassung der Dinge, nach dem volksthümlichen gesunden Instinkt für die Strafwürdigheit einer Handlung, für den Werth der Rechtsgüter und des hiernach abschätzbaren Bedürfnisses des Strafrechtsschutzes." En hij onderscheidt dan misdrijven en overtredingen als: „,solche (strafbare Handlungen), welche nach der Gesammthöhenlage der Kultur an sich eine Verletzung der Rechtsidee darstellen, und solche, welche... unter den bestimmten Verhältnisse der gesellschaftlichen Umgebung, in welcher sie auftreten, um der allgemeinen Ordnung, Wohlfahrt und Sicherheit willen eine Beschränkung erfordern." Wat overigens de afscheiding zelve betreft, zou dit voorstel, nog afgezien van zijn verwerkelijking, het begin kunnen vormen van een beter inzicht in de wezenlijke verhouding en den samenhang, waarin wij de bijzonderheden van het rechtsbegrip hebben te denken. Want men blijkt daarmede te beseffen, dat het politiestrafrecht meer bepaaldelijk betrekking heeft op de belangen der samenleving, welker bescherming als bestemming en bepaaldheid van het recht tot de

1) Verhandlungen des 26sten Deutschen Juristentages, I, p. 272 vlgg. 2) Ibidem III, p. 213 vlgg.

taak van den staat behoort. En dit besef geeft een aanrakingspunt met de voorstanders der relatieve theorie, naar aanleiding waarvan wij wederom de vraag stellen: wat is dan het recht als zoodanig, en wat is dan misdrijf? Want zoolang men het recht als nuttigheidsrecht zonder meer blijft beschouwen, zoolang men misdrijf omschrijft als aan randing van rechtsgoederen", waarvan niemand in staat is een nadere aanduiding te geven, kortom, zoolang men in uiterlijkheden blijft verwijlen, kan er geen sprake zijn van een innerlijke onderscheiding tusschen misdrijf en overtreding, al verandert men honderdmaal de namen. Zoo tracht ook GOLDSCHMIDT t. a. p. een criterium aan te wijzen, dat bij een schifting zal moeten dienst doen:,,Während das Verbrechen immer neben dem formellen Element: der Rechtswidrigkeit, ein materielles, die Rechtsgüterbeeinträchtigung, aufweist, enthält das Verwaltungsdelikt immer nur ein formelles Element: die Verwaltungs- oder im besonderen jetzt die Verwaltungsvorschrifts-Widrigkeit." Deze nieuwe woorden veranderen niets aan het feit, dat schr. hier in lijnrechten strijd komt met het even te voren gezegde: ,,Die kriminalistischen Konstruktionen des sog. polizeilichen Unrechts als... sog. reines Formalvergehen haben die Frage ihrer Lösung um keinen Schritt näher gebracht." Waarlijk, zij zal ook geen stap verder komen door de verandering van het woord overtreding in ,,Verwaltungsvorschriftswidrigkeit." En wij kunnen hier vragen of de belangen, welker behartiging toch in deze „Verwaltung" begrepen is, ,,rechtsgoederen" zijn of niet; en of het handelen in strijd met die door het recht beschermde belangen, onrecht is of wat anders. Ten opzichte van deze laatste vraag zegt GOLD

Recht.

SCHMIDT: „das Verwaltungsstrafrecht (ist)... ein Teil des Verwaltungsrechts... ein von der Verwaltung erzeugtes Durch die Bannung seiner Strafgewalt in Rechtsformen ist das Imperium Rechtsquelle geworden. Die von ihm erzeugten Strafrechtssätze sind freilich nur Pseudo-Recht (?!), weshalb denn auch nicht etwa ihre Uebertretung das Verwaltungsdelikt jetzt zum Unrecht stempelt; erscheint dasselbe doch nur als staats- (verwaltungs-) rechtliches Unrecht wegen seiner mittelbaren Verletzung der staatrechtlichen Sanktion der Verwaltungsstrafgewalt; als strafbare Handlung bleibt es nach wie vor Verwaltungswidrigkeit." Dieser langen Rede kurzer Sinn, is, in overeenstemming met het door mij ontwikkelde systeem, dat de overtreding, onmiddellijk in strijd zijnde met het door het recht beschermde belang, middellijk een weerstreving van het recht is. En het komt mij voor dat de geheele toevlucht tot de „,Verwaltung" waarom zegt men niet politie, welke werkzaamheid toch tot de staatszorg behoort ? dienende is om het gebied der overtredingen zoo ver mogelijk verwijderd te houden van dat der misdrijven, waar men evenzéér slechts,,rechtsgoederen" en belangen" kan ontwaren. Het begrip overtreding blijft onbegrepen, zoolang men zich ten aanzien van het misdrijf nog in verlegenheden bevindt. VON LISZT bewandelt den hier beschreven weg reeds zoover, dat hij zegt: 1) „James Goldschmidt... (unternimmt) in überaus eingehender Darstellung den Nachweis, das die Verwaltungswidrigkeit wie er das Polizeidelikt nennt, überhaupt nichts mit dem Unrecht, mit der

[ocr errors]

1) Verhandlungen des 26sten D. Jur. tages, I, p. 273.

ΙΟΙ

[ocr errors]

Rechtswidrigkeit zu thun hat." Hoe men ook over wettelijke afscheiding van misdrijven en overtredingen denke ik verwijs voor deze vraag overigens naar het tweede deel van het laatste hoofdstuk dezer verhan

deling men verlieze nooit de betrekkelijke identiteit dezer begrippen uit het oog. In beiden wordt het recht weerstreefd. En het recht, ook in zijn innerlijk-noodwendige, rechtstreeksche bepaaldheden kan niet gelden en zich bestendigen, zonder dat dit mede in het belang der samenleving geschiedt, terwijl anderzijds de door die belangen bepaalde bijzonderheden des rechts zich nooit laten denken buiten eenigen samenhang met het bereids werkzaam zijnde recht.

Aan de voorafgaande bespreking moge duidelijk geworden zijn, dat men zeer wel het juiste inzicht kan hebben, dat de overtreding in onmiddellijk verband met het welzijn der samenleving gedacht moet worden, terwijl toch zulk een inzicht voor de onderscheiding betrekkelijk waardeloos kan blijven, doordat men het misdrijf en het recht zelf niet begrijpt. Wie van een onderscheid enkel één zijde naar waarheid opvat, kan dit wel voor anderen doen, maar niet voor zichzelf. Allereerst dient men in te zien, dat de bevrediging der behoeften slechts een moment is aan de veeleenigheid des rechts, gelijk de willekeur een moment is aan den in waarheid vrijen wil, en dat men daarmede tot het wézen der betrokken begrippen niet is doorgedrongen. Ware het recht zonder meer een middel in dienst der menschelijke belangen, het verkeerde zich in de baatzuchtigheid van den op bevrediging zijner wenschen uit-zijnden mensch terstond in onrecht. En de hieraan te stellen be

perking is niet anders dan de zélfbeperking, waaraan de willekeur uit haar bandeloosheid tot de ware vrijheid van den wil geraakt. Het recht is dan ook naar zijn innerlijke wezen de objectiveering der persoonlijkheid, de redelijke uiting van den redelijk vrijen wil, de verwerkelijking zijner vrijheid en het is dit met noodwendigheid, omdat de op zichzelf gestelde persoon geen persoon, maar een afgetrokkenheid is. En de met dit recht in strijd gerakende uiting van willekeur is op onmiddellijke wijze het misdrijf, waaraan de ware vrijheid zich door opheffing der onware / vrijheid (straf) bestendigt. Deze eenvoudige doordenking van gegevens, deze ordening van begrippen, welker inhoud in ieders bewustzijn reeds aanwezig is, blijkt een denkwijze te zijn, waarin de inhoud op zoodanige wijze aan het licht komt, dat naar bewijs en verklaring redelijkerwijze niet meer gevraagd kan worden. En op die wijze, d. w. z. in zijn noodwendigheid en redelijkheid opgevat, moeten recht en misdrijf zelve reeds de kiem bevatten voor hun onderscheiding van politierecht en overtreding.

[ocr errors]

In het algemeen laten zich deze opmerkingen maken ook ten aanzien van eenige, hieronder te noemen schrijvers, die, zonder daarbij de wezenlijke verhouding tot het recht als zoodanig en het misdrijf aan te wijzen, desniettemin, zij het dan ook vaak op betrekkelijk ondoordachte wijze, het politierecht en de overtreding op de hun toekomende plaats gesteld hebben. Zoo schrijft reeds BECCARIA in 1764: 1),,Il y a des crimes qui tendent immédiatement et

1) BECCARIA, dei Delitti e delle Pene. Uit een vertaling van MORELLET, verschenen te Amsterdam, 1871, p. 112, 113.

« ก่อนหน้าดำเนินการต่อ
 »