ÀҾ˹éÒ˹ѧÊ×Í
PDF
ePub

ergiebt sich aus der negativen und aus der positiven Aufgabe der Polizei. Polizeiübertretungen sind nämlich a. gefährliche Unterlassungen und Handlungen, welche zur Verhindering der Verletzung von Recht oder Wohl bedroht sind, b. Unterlassungen und Handlungen, welche zur Beförderung von Recht oder Wohl bedroht sind."

Tenslotte hebben wij nog melding te maken van de wijze, waarop het onderscheid tusschen misdrijf en overtreding wordt opgevat door STAHL, als vertegenwoordiger eener richting, die den nadruk legt op den goddelijken oorsprong van het recht. Deze richting geeft als zoodanig reeds den waarborg, dat het bedoelde onderscheid even sterk op den voorgrond zal treden, als het recht op zichzelf en de straf,,sub specie aeterni" worden beschouwd als in oneindigheid en noodzakelijkheid behoorende tot den geest. 1) ,,Zu (der) rechtlichen Strafe ist der Staat befugt und verpflichtet, weil es sein Wesen und seine von Gott ihm gesetzte Bestimmung und ertheilte Vollmacht ist, die äussere ethische Ordnung auf Erden zu handhaben." En zoo is dan volgens Stahl misdrijf 2),,die Verletzung gegen die Herrschaft von Recht und Staat, als der äussern ethischen Ordnung auf Erden," en overtreding 3),,eine Ueberschreitung der äusseren Gebote das Staates..., (welche) nicht gegen die Gesetze der Rechtsordnung gerichtet ist, sondern nur gegen die Gebote des Staates zur Förderung und zum gemeinen Besten."

1) F. J. STAHL, Die Philosophie des Rechts (1856) II, 2, p. 682. 2) t. a. p. p. 690.

3) t. a. p. p. 693.

Zonder belangrijke afwijking stelt zich ook Mr. VAN ANDEL op dit standpunt, wanneer hij onderscheidt tusschen 1),,voorschriften bestemd om de werking der goddelijke geboden voor de menschelijke samenleving te verzekeren, voorschriften, welke de overheid in acht moet nemen, wanneer zij, repressief te werk gaande, dengene straft, die inbreuk maakt op de rechtsorde, en .... voorschriften, uitgevaardigd in het algemeen belang, op wier niet nakoming de overheid als ongehoorzaamheid straf stelt, niet omdat deze ongehoorzaamheid tegen de uitwendige zedelijke orde in de rechtsorde is gericht, maar omdat zij de algemeene welvaart zou kunnen schaden en eenvoudig de maatregelen der overheid hare uitwerking zou doen verliezen." - De overeenstemming, die er bestaat tusschen deze inzichten omtrent het recht in de hier uiteengezette bepaaldheden en de in dit proefschrift ontvouwde begrippen, betreft in eersten aanleg den inhoud. Geheel anders is het gesteld met den vórm, waarin deze inhoud tot bewustzijn komt, en van belang is het te begrijpen, dat dit vormverschil zich voortbepaalt tot een wezenlijk verschil van inhoud, dat zich te stellen heeft aan de doordenking van den bewustzijnvorm, die den grondslag uitmaakt van de aangehaalde bespiegelingen. Het verstand, dat de om en in hem aanwezige gegevens tracht te begrijpen, en naar de waarheid dier gegevens zoekt, stelt zichzelf in het eindelooze het postulaat, deze waarheden machtig te worden, door het eene gegeven uit het andere af te leiden, het er uit te bewijzen en er mede te verklaren.

[ocr errors]

4) L. VAN ANDEL, De indeeling der strafbare feiten in misdrijven en overtredingen. (Prft. A'dam 1894), p. 12.

[ocr errors]

In deze eindeloosheid nu stuit het telken male en onophoudelijk op het betrekkelijk onafleidbare, het onverklaarbare en onbewijsbare, en stelt zich dan vaak tevreden met gangbaar geworden termen en woorden, waarvan het eenstemmige gebruik wijst op een ,,Selbstverständlichkeit", dat hier communi consensu het bewijzen en verklaren ophoudt. In dien zin is er te spreken van een innerlijken drang van het afleidende verstand naar onbegrijpelijkheden, waaraan het zelf eigenlijk eindigt, en het gelooven begint. Voltrekt dit proces zich in onbewustheid, m. a. w. meent het verstand nog bij zichzelf te zijn en op de vastheid van eigen bodem te steunen, dan bevinden wij ons in de sfeer van de door de godsdienstigen zoo verfoeide zg. moderne wetenschap, die zich inderdaad ook kenmerkt door hardnekkige pogingen, in zijn eindigheid en te midden zijner vele verlegenheden stand te houden. Tot bewuste erkenning der onbewijsbaarheden en onverklaarbaarheden is het gekomen in het bewustzijn van hen, die, de ontoereikendheid en eindigheid van hun verstand beseffende, steun vinden in hun geloof en zich willens en wetens overgeven aan het ondoorgrondelijke en onkenbare, waaraan alle onafleidbaarheden met groote beslistheid worden toevertrouwd, en dat van zijn kant als onverklaarbaarheid van het goddelijke ter verklaring van alle verstands-onverklaarbaarheden gesteld wordt. Op dit standpunt staat Stahl, evenals ook van Van Andel in zijn aangehaald proefschrift. Zij zijn op die wijze doordrongen van een oneindigheid en noodzakelijkheid van het recht, alleen, hun oneindigheid is slechts op vóórstellingen gegrondvest, en deze bewustzijnsvorm openbaart reeds hierin zijn betrekkelijkheid en onhoudbaarheid, dat de waarheid, losgemaakt

en afgescheiden van menschelijk denken, in de bedoeling haar den vorm van oneindigheid te geven, juist door datgene waarvan zij afgescheiden werd, begrensd wordt, zoodat zij zichzelve betrekkelijkerwijze in eindige waarheid verkeert. Ook hier is het ware eenheid van tegendeelen: de identiteit van de (zonder meer onhoudbare) eindigheid of begrensdheid en de (op zichzelf evenzeer ondenkbare) oneindigheid of onbegrensdheid, deze identiteit is als zélfbegrenzing het beginsel der rede, die zich niet zonder meer beperken laat in de grenzen van het in afleiden aan zijn einde komende verstand, en evenmin haar oneindigheid buiten zichzelve zoekt, doch die in het andere van zichzelve zich altijd wedervindt en voor zichzelve blijft.

DERDE HOOFDSTUK.

Het onderscheid tusschen misdrijf en overtreding, en zijn toepasselijkheid in het positieve recht.

Hoewel in de nadere ontwikkeling der rechtsbepaaldheden, waarin dan de begrippen misdrijf en overtreding medegedacht worden, veel gezegd zal moeten worden wat reeds in een der vorige hoofdstukken, vooral in het overzicht der literatuur, eenige bespreking vond, mag toch zulk een ontwikkeling niet zonder meer een herhaling heeten, daar het hier juist om de wording zelve der begrippen te doen is. De ontwikkeling immers van een begrip, die weliswaar het werkzame bewustzijn vooronderstelt, maar zich waar maakt als ontvouwing der bepaaldheden, die het zelf in zich bevat, deze ontwikkeling is de ware methode, die echter niet alleen uitwendige vorm genoemd kan worden, maar noodwendiglijk ook den waren inhoud moet bevatten en aan het licht brengen. En nooit kan er genoeg de nadruk op gelegd worden, dat wij hierbij niet te doen hebben met een willekeurig denken of meenen, maar met de in zichzelf noodzakelijke denkwijze van de waarheid en het ware, waartegen men zich slechts in puur misverstand kan verzetten. In deze denkwijze is dan begrepen, dat een gegeven, ten einde gedacht, in iets anders overgaat;

« ¡è͹˹éÒ´Óà¹Ô¹¡ÒõèÍ
 »