ภาพหน้าหนังสือ
PDF
ePub

drijf en overtreding te zijn. Zij kunnen slechts dienen ter illustratie van het inzicht, dat wij, gesteld voor de keuze van een,,historische" en een „,natuurlijke" opvatting van het recht, ook dit entweder-oder" niet kunnen aanvaarden. Een rechtsbegrip zonder de ervaring van rechtsgegevens is net even zinloos als een ordelooze verzameling dezer gegevens, die wanneer wij er geen innerlijke noodzakelijkheid en algemeenheid in weten te denken, een waardelooze hoop toevallige bijzonderheden moet blijven. Reeds de gedachte, dat alles, wat wij in den vorm der waarheid kunnen denken, als zoodanig niet van vandaag of gisteren is, maar altijd en overal het ware moet zijn, brengt mede, dat ook de wijsbegeerte van het récht een geschiedenis vooronderstelt, zonder dat zij zelve die geschiedenis ís. Zij heeft tot inhoud de wezenlijke algemeenheden der rechtsgegevens, welker verschijningsvormen tot de betrekkelijke toevalligheden der geschiedenis behooren. En zoo zijn zelfs de ruwste tijden van eigenrichting niet zonder recht, — de meest onbeschaafde gemeenschap niet zonder haar beschermde „belangen".

Met de bovenstaande ruwe schets van de vormen, waarin zich deze algemeene bijzonderheden van het recht in de oudste rechtsbronnen voordoen, wil ik hier volstaan. Voor den invloed, dien de kerk en het kanonieke recht, en later de receptie van het Romeinsche recht, ook op het politierecht gehad hebben, voor het toenemen van zijn omvang door de ontwikkeling der stedelijke autonomie, welke reeds betrekkelijk vroeg tot afzonderlijke politieverordeningen aanleiding gaf, etc. etc., verwijs ik naar een beknopte verhandeling van ROSSHIRT in zijn werk: Geschichte und System des deutschen Strafrechts (1839) III p. 160 vlgg.

Vgl. ook de geschiedkundige beschouwingen van Prof. POLS in Tijdschrift v. Strafr. I p. 225 vlgg.

De tweeledige indeeling der strafbare feiten wordt thans gehuldigd in de strafwetboeken van Nederland, Italië, Noorwegen en Bulgarije en in het ontwerp van een strafwetboek voor Zwitserland, terwijl de drieledige indeeling voorkomt in Frankrijk, Duitschland, België, Rusland, Oostenrijk en Hongarije. Afzonderlijke politiestrafwetboeken vindt men o. a. in Beieren, Württemberg, Baden en in verschillende Zwitsersche kantons.

Een opzettelijke bespreking der beginselen, die deze strafwetboeken ten opzichte hunner indeeling beheerschen of waaraan de genoemde politiestrafwetboeken hun ontstaan te danken hebben, kan hier achterwege blijven, vooreerst omdat de onderscheidingen, zooals die door verschillende geleerden gemaakt zijn, in het volgende hoofdstuk ter sprake komen, en voorts in verband met de in het tweede deel van het derde hoofdstuk te dien aanzien gemaakte opmerkingen.

TWEEDE HOOFDSTUK.

Kritisch overzicht der literatuur.

Terugkomende op hetgeen ik in den aanvang van mijn inleiding heb gezegd over de uitkomst van het wetenschappelijk onderzoek, dat geen rekening houdt met de waarheid van alle denken, wil ik hier vervullen, wat ik besef als mijn voornaamste taak, en in het licht trachten te stellen, hoe alle aldus te werk gaande wetenschap hoogst.... onwetenschappelijk te noemen is.

Wanneer het waar is, dat men alleen dénkend wetenschap kan beoefenen, dan zullen ook alle wetenschappen. en hare bijzonderheden als denkbaarheden of bepaaldheden van het denken, of wel in het algemeen als begripsbepaaldheden, begripsbijzonderheden zijn aan te merken. Als algemeene waarheid aan alle bijzondere denkbaarheden, is dus op te merken, dat zij hare eenheid vinden in het Begrip, hetwelk zich van zijn kant eindeloos verbijzondert om overal voor zichzelf te zijn en aldus aan alle bijzonderheid zijn algemeene geldigheid te openbaren. Hoe doet zich nu deze waarheid aan alle bijzonderheid gelden? Als de waarheid van alle denkbaarheden, die toch volgens de bedoeling der wetenschappen waarheden moeten zijn, toont zij al dadelijk dat deze waarheden iets anders dan zij

zelve, dus niet de waarheid zijn, dat zij tegenover en in haar slechts betrekkelijke geldigheid hebben, een betrekkelijkheid, die zich als alomgeldig in eigen tegendeel verkeert en de absolute waarheid zelve is, een negatie van alle bepaaldheid en op zichzelf staande zekerheid, die als „absolute negativiteit" wederom tot bevestiging en tot zekerheid wordt.

Deze waarheid is niet de inhoud van een „meening", welke men,,aanhangt" of niet; zij is niet blootelijk subjectief, daar zij betrekking heeft op alle denkbaarheden, die zich als object tegenover haar zullen kunnen verhouden, en niet zonder meer óbjectief, want zij blijft niet bij de objecten staan, maar heft die als betrekkelijkheden tot zich op, maakt ze tot haar objecten en blijft daarin bij zichzelf; zij is de Idee, welke inderdaad niet à prendre ou à laisser" is. Doch - het is de philosophie, wier wézen niet alleen de Idee is, maar wier táák ook, de Idee in alle denkbaarheden aan het licht, tot zichzelf te doen komen, en de philosophie wordt voor zoo'n „vak" gehouden, waaraan men kan „doen" of niet, zonder dat men hierom als meer of minder wetenschappelijk geldt, en het liefst moffelt men haar weg tusschen de bladen van een codex of bijbel, ieder op zijn manier. Wat heb ik er aan?" wordt wel gevraagd. Maar is dan de waarheid een koopwaar op de markt of een artikel in een wetboek? Wil men haar om iets anders dan om haarzelve, om iets buiten haar, wat dan niet de waarheid zal wezen?

[ocr errors]

Maar de philosophie is niet een „vak” naast andere vakken; zij bevat en leert de waarheid van alle wetenschappen, gelijk deze waarheid geen meeningen naast zich duldt

maar deze allen in zich opheft. Eigenlijk philosopheert iedereen, want zelfs wanneer men de philosophie opzettelijk verwerpt, wil men daarmede in het algemeen te kennen geven, hoe men denkt dat er wetenschappelijk gewerkt moet worden. Het komt er maar op aan, hoe men philosopheert. Zoo meent b.v. ook Prof. VON LISZT, dat de strafrechtswetenschap het wel zonder de metaphysica kan stellen. 1) In zijn hoofdwerk over het strafrecht, zegt hij, de zg. absolute theorieën besprekend 2) o. m.: .... „die Strafe soll des Zweckgedankens entkleidet, und über die Grenzen des menschlichen Erkennens hinaus auf das Absolute heisse es kategorischer Imperativ oder Idee der Gerechtigkeit, heisse es Gott oder Begriff gegründet werden. Die unter dem Ranne der Metaphysik stehende Strafrechtswissenschaft verliert den festen Boden unter ihren Füssen; in dem Aetherhimmel der reinen Spekulation die Schwingen zu ungehemmten Gedankenfluge entfaltend, hat sie bis zum heutigen Tage nur teilweise es wieder

[ocr errors]

1) Ik houd het voor niet overbodig, eens en voor al de opmerking te maken, dat, aangezien wijsheid iets geheel anders is dan geleerdheid of het bezitten van vele kundigheden, welke in deze verhouding tot elkaar staan, dat de wijsheid als de kennis der oneindige Idee in de eindeloosheid van kundigheden tot zichzelf komt, in de verhouding dus van rede en verstand, dat men aan den eenen kant voor het bezit dier vele kundigheden alle haar toekomende achting kan hebben, in de overweging dat zonder haar niet alleen geen wetenschap, maar zeer zeker ook geen philosophie mogelijk zou zijn, en tegelijk scherp in het licht stellen, hoe gebrekkig aan den anderen kant het wetenschappelijk bewustzijn is, dat, de philosophie verwerpend, zich toch niet kan onttrekken aan de overdenking van onzienlijkheden en ontastbaarheden, die tot háár gebied behooren.

2) FR. VON LISZT, Lehrbuch etc. 3 p. 11.

« ก่อนหน้าดำเนินการต่อ
 »