Misdrijf en overtredingP. den Boer, 1904 - 159 ˹éÒ |
¨Ò¡´éÒ¹ã¹Ë¹Ñ§Ê×Í
¼Å¡Òäé¹ËÒ 1 - 5 ¨Ò¡ 14
˹éÒ 2
... meening aan de huldiging van bijzondere personen gebonden , maar in alle meeningen in dien zin tegenwoordig , dat , ook zonder dat dit nog door de betrokken voorstanders beseft wordt , deze meeningen als zoodanig geen absolute waarheid ...
... meening aan de huldiging van bijzondere personen gebonden , maar in alle meeningen in dien zin tegenwoordig , dat , ook zonder dat dit nog door de betrokken voorstanders beseft wordt , deze meeningen als zoodanig geen absolute waarheid ...
˹éÒ 5
... meening als zou men door afleiding uit iets anders iets bewijzen , als het vitium originis te beschouwen van den progessus in inde- finitum , de eindeloosheid van eindigheden , welke gegeven is met de noodzakelijkheid , dat andere weer ...
... meening als zou men door afleiding uit iets anders iets bewijzen , als het vitium originis te beschouwen van den progessus in inde- finitum , de eindeloosheid van eindigheden , welke gegeven is met de noodzakelijkheid , dat andere weer ...
˹éÒ 41
... meening " , welke men ,, aanhangt " of niet ; zij is niet blootelijk sub- jectief , daar zij betrekking heeft op alle denkbaarheden , die zich als object tegenover haar zullen kunnen verhouden , en niet zonder meer óbjectief , want zij ...
... meening " , welke men ,, aanhangt " of niet ; zij is niet blootelijk sub- jectief , daar zij betrekking heeft op alle denkbaarheden , die zich als object tegenover haar zullen kunnen verhouden , en niet zonder meer óbjectief , want zij ...
˹éÒ 48
... meening . Op in zekeren zin gelijke gronden wordt voorts het onder- scheid ontkend en weifelend erkend resp . door GEIB en door OETKER . De laatste heeft op de zesde vergadering van de Duitsche groep der Internationale ...
... meening . Op in zekeren zin gelijke gronden wordt voorts het onder- scheid ontkend en weifelend erkend resp . door GEIB en door OETKER . De laatste heeft op de zesde vergadering van de Duitsche groep der Internationale ...
˹éÒ 56
... meening ( ! ) dat een misdrijf niet uit vrijen wil begaan wordt , maar dat het een phenomeen is , onderworpen aan natuurlijke causaliteit ( wat is dat ? ) , waarvan de dader het instrument ( sic ) is . - Wij hebben hier te doen met een ...
... meening ( ! ) dat een misdrijf niet uit vrijen wil begaan wordt , maar dat het een phenomeen is , onderworpen aan natuurlijke causaliteit ( wat is dat ? ) , waarvan de dader het instrument ( sic ) is . - Wij hebben hier te doen met een ...
¤ÓáÅÐÇÅÕ·Õ辺ºèÍÂ
aanranding aanzien aedilis afzonderlijke subject alge algemeenen wil artt auch bedoelde Begriff begrip belangen der samenleving bepaald bepalingen beschouwen betrekking bewustzijn bijzonderen wil brechen Bulletin VIII contravention daarmede Delikte denkbaar denken denkwijze dezer dien zin eenheid eenige eigendom eigenlijk evenzeer feit gedacht Gesetzesverbrechen gesteld goed Hammurabi handeling Handlungen heid hiermede iets inhoud innerlijke laat leving LISZT maatschappij maken meening Menschen misdrijf en overtreding noodwendige oder onderscheid tusschen misdrijf oneindigheid onmiddellijk onrecht ontwikkeling onze opzet Pergamum persoon philosophie plicht politie politieovertreding politierecht politiestrafrecht Polizei polizeilichen Polizeiübertretungen positieve recht Prof rechtlich rechtsbegrip rechtsgoed rechtstreeks gegeven redelijke scheiden schending schr scil sein slechts stellen stelt straf strafbaar strafrecht strafwetboek tastzin Toel toevallige treding Uebertretungen uiterlijke uitwendige Ungehorsam veeleenigheid Verbrechen verhouding Verletzung verwerkelijking vlgg volksbewustzijn VON LISZT voorzoover vraag vrijheid waarheid waarin wanneer weerstreving Wetboek van Strafrecht wetgever wezen wijze willekeur woorden zeden zegt zelve zichzelf zijde zijner zoodanig zuivere
º·¤ÇÒÁ·Õèà»ç¹·Õè¹ÔÂÁ
˹éÒ 138 - Waar het een misdrijf geldt, moet altijd of van opzet of van schuld, het bewijs aanwezig zijn (...). Bij overtredingen daarentegen behoeft de regter naar het bestaan van opzet of zelfs van schuld geen bijzonder onderzoek in te stellen, noch daarover uitdrukkelijk te beslissen. Heeft de beklaagde in strijd met de strafwet iets gedaan of iets nagelaten? Ziedaar de eenvoudige vraag, wier toestemmende beantwoording tot veroordeling leiden moet, tenzij naar de, ook bij overtredingen toepasselijke, bepalingen...
˹éÒ 67 - Nu eens wordt straf bedreigd tegen een feit (handeling of verzuim) dat, ook al kon het toen nog niet door den regter gestraft worden, reeds onregt was vóórdat de wetgever sprak en waarvan wij het onregtvaardige zouden beseffen ook al had de wetgever niet gesproken. In dit geval is er misdrijf.
˹éÒ 33 - Omnia omnino crimina praefectura urbis sibi vindicavit, nec tantum ea, quae intra urbem admittuntur, verum ea quoque, quae extra urbem intra Italiam, epistula divi Severi ad Fabium Cilonem praefectum urbi missa declaratur.
˹éÒ 136 - Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
˹éÒ 77 - Staat berechtigt ist. durch Polizeigesetze auf seinen Zweck mittelbar hinzuwirken, und durch diese an sich nicht rechtswidrige Handlungen zu verbieten, sofern giebt es besondere Rechte des Staats auf Unterlassung dieser speziell verbotenen Handlungen, die deu Unterthanen ursprünglich rechtlich möglich waren.
˹éÒ 18 - ... die Einwohner der Wohnsitze in Sicherheit wohnen lassen, einen Unruhestifter nicht geduldet. Die großen Götter haben mich berufen, ich bin der Heil bringende Hirte (Herrscher), dessen Stab...
˹éÒ 32 - Quisquis illicitum collegium usurpaverit, ea poena tenetur, qua tenentur, qui hominibus armatis loca publica vel templa occupasse judicati sunt *. 3.
˹éÒ 18 - Naß der Starke dem Schwachen nicht schade, um Waisen und Witwen zu sichern, habe ich in Babylon, der Stadt Anus und Bels ihr Haupt erhoben, in...
˹éÒ 135 - ... worden gesteld dan die welke de uiting is van des daders bewuste en vrije wilsbepaling.
˹éÒ 18 - Mit der mächtigen Waffe, welche Zamama und Istar mir verliehen, mit dem Scharfblick, den Ea mir bestimmt, mit der Weisheit, die Marduk mir gegeben, habe ich die Feinde oben und unten (in Nord und Süd) ausgerottet, die Kämpfe beendet, dem Lande Wohlbefinden geschafft, die Einwohner der Wohnsitze in Sicherheit wohnen lassen, einen Unruhestifter unter ihnen nicht geduldet. Die großen Götter haben mich berufen, ich bin der Heil bringende Hirte...